Van roerloos nog ochtend dromen, deden kleine bewegingen introductie. De ander zachtjes strelen, het nog ontbreken van ochtend stralen, warmte en liefde halen bij de mijn liefkozend ander.
Samen woelen onder lakens, geluiden van ontwaken, kreuntjes, zachtjes praten, scheetjes laten, het vervolgens haten dat ze mij verlaat.
De wekker wekt, ik zeg wacht, ik slaap nog half, zij sliep, ik zeg zacht, blijf nog even liggen. Schatje, laten we elkaar nog even beminnen
Tussen onvermijdelijk tijd, kruipt verwijt, een strijd om haar aanwezigheid, vraagt de klok nogal wat. Het vergat dat ik niet vergeet, dat de plicht op dit tijdstip weet, en ook altijd exact, dat ze van mij word afpakt.
Ik ga akkoord, niet instemmend maar het hoort. Bij ochtend gloren, moet ik mij beroken, mij tot tijd te bekeren, anders zal het mij telkens bezeren. Dus we snoezen nog even.
©